Gemene delers
‘Bijna niemand is bang voor de dood zelf. Soms kijken mensen zelfs uit naar het weerzien met een al overleden partner of zeggen ze: als ik morgen niet meer wakker word, is het goed. Wel zijn mensen bang voor de weg naar het einde toe. Angst voor pijn, benauwdheid of stikken komen veel voor. Niet iedereen durft te vertellen over wat er in hem of haar omgaat. Ik exploreer daarom waar mensen bang voor zijn en leg dan uit hoe en wat. Geruststelling kan veel betekenen.’

Regie
Het leven is niet maakbaar. Ik merk dat jonge mensen eerder in de regelstand schieten: zijn kuren niet zinvol meer, dan willen ze euthanasie. De regie houden tot het eind. De verdrietige kanten van dit werk raken me, bijvoorbeeld als iemand met een hersentumor steeds meer moeite krijgt om zich uit te drukken en zichtbaar ongelukkig is. Of iemand met veel strijd en weerstand sterft. Maar het ontroert me evenzeer wanneer ik mensen met humor en acceptatie zie omgaan met de dood. Zo moet ik denken aan een jonge jongen – pas 22 jaar – in het hospice die zijn levenseinde volledig had aanvaard. Dat vind ik levenskunst.’

‘Bijna niemand is bang voor de dood. Wel voor de weg ernaartoe’

Els Roelofs is al bijna dertig jaar huisarts. Naast haar werk in de huisartsenpraktijk werkt zij in een hospice en maakt zij deel uit van het palliatief adviesteam van het LUMC Leiden.

Doseren
‘Het gesprek over het levenseinde is niet iets van één dokter. Het is een proces van stukje bij beetje en van meerdere zorgverleners. Neem bijvoorbeeld een slecht nieuwsgesprek met de specialist. Eenmaal terug bij de huisarts moet die soms ad hoc het gesprek in en uitzoeken wat iemand heeft begrepen en hoe het is binnengekomen. Bovendien moet je zien hoe je op iemand kunt aansluiten, informatie uitwisselen over de aandoening, en ontdekken wat er nog meer speelt, bijvoorbeeld eerdere ervaringen met ziekte of overlijden of omstandigheden in de familie, zoals ruzie met een kind. Dat lukt niet in één dubbel consult van twintig minuten.’

Vertrouwen
‘Voor sommigen is het verschrikkelijk moeilijk om te praten over het levenseinde. Anderen hebben teleurstellende ervaringen gehad – denk aan iemand bij wie kanker laat is ontdekt of die veel naasten heeft verloren. Mijn advies aan artsen is: maak tijd vrij om de band op te bouwen of te herstellen. Plan het gesprek niet ‘tussendoor’, maar aan het eind van de dag, of ga langs. Ontspanning zorgt dat het proces ongecompliceerder verloopt. Dat lukt beter als iemand vertrouwen heeft in zijn dokter en het team.’

Keuze
‘Sommige mensen willen niet praten over het levenseinde, maar richten zich volledig op genezing en doorbehandelen. Maar verslechtert de situatie, dan probeer ik het toch bespreekbaar te maken en een patiënt mee te geven: nu kunt u nog rustig nadenken over wat voor u belangrijk is, wat voor u kwaliteit van leven is en wanneer u eventueel wilt stoppen met behandeling. Daar zijn keuzes in te maken. Hope for the best, prepare for the worst. Ik merk dat als ik op tijd in gesprek ga, je voorkomt dat mensen achteraf zeggen: ‘had ik dit maar niet gedaan.’

‘Dat gesprek voer ik bij mensen thuis. Daar zie je wie iemand is en vind je aanknopingspunten, zoals een foto van een overleden partner. Dan vraag ik naar hoe dat sterven is gegaan en of iemand weleens over zijn eigen levenseinde heeft nagedacht. Wat helpt is om niet meteen allerlei ‘doktersvragen’ te stellen over wel of niet reanimeren, wilsverklaringen of wel of geen antibiotica bij een levensbedreigende infectie, maar te vragen naar wat voor iemand nog belangrijk is. Zo creëer je een ingang.’

‘Het leven is niet maakbaar’

Els Roelofs

Gemene delers
‘Bijna niemand is bang voor de dood zelf. Soms kijken mensen zelfs uit naar het weerzien met een al overleden partner of zeggen ze: als ik morgen niet meer wakker word, is het goed. Wel zijn mensen bang voor de weg naar het einde toe. Angst voor pijn, benauwdheid of stikken komen veel voor. Niet iedereen durft te vertellen over wat er in hem of haar omgaat. Ik exploreer daarom waar mensen bang voor zijn en leg dan uit hoe en wat. Geruststelling kan veel betekenen.’

Regie
Het leven is niet maakbaar. Ik merk dat jonge mensen eerder in de regelstand schieten: zijn kuren niet zinvol meer, dan willen ze euthanasie. De regie houden tot het eind. De verdrietige kanten van dit werk raken me, bijvoorbeeld als iemand met een hersentumor steeds meer moeite krijgt om zich uit te drukken en zichtbaar ongelukkig is. Of iemand met veel strijd en weerstand sterft. Maar het ontroert me evenzeer wanneer ik mensen met humor en acceptatie zie omgaan met de dood. Zo moet ik denken aan een jonge jongen – pas 22 jaar – in het hospice die zijn levenseinde volledig had aanvaard. Dat vind ik levenskunst.’

‘Bijna niemand is bang voor de dood. Wel voor de weg ernaartoe’

Doseren
‘Het gesprek over het levenseinde is niet iets van één dokter. Het is een proces van stukje bij beetje en van meerdere zorgverleners. Neem bijvoorbeeld een slecht nieuwsgesprek met de specialist. Eenmaal terug bij de huisarts moet die soms ad hoc het gesprek in en uitzoeken wat iemand heeft begrepen en hoe het is binnengekomen. Bovendien moet je zien hoe je op iemand kunt aansluiten, informatie uitwisselen over de aandoening, en ontdekken wat er nog meer speelt, bijvoorbeeld eerdere ervaringen met ziekte of overlijden of omstandigheden in de familie, zoals ruzie met een kind. Dat lukt niet in één dubbel consult van twintig minuten.’

Vertrouwen
‘Voor sommigen is het verschrikkelijk moeilijk om te praten over het levenseinde. Anderen hebben teleurstellende ervaringen gehad – denk aan iemand bij wie kanker laat is ontdekt of die veel naasten heeft verloren. Mijn advies aan artsen is: maak tijd vrij om de band op te bouwen of te herstellen. Plan het gesprek niet ‘tussendoor’, maar aan het eind van de dag, of ga langs. Ontspanning zorgt dat het proces ongecompliceerder verloopt. Dat lukt beter als iemand vertrouwen heeft in zijn dokter en het team.’

Keuze
‘Sommige mensen willen niet praten over het levenseinde, maar richten zich volledig op genezing en doorbehandelen. Maar verslechtert de situatie, dan probeer ik het toch bespreekbaar te maken en een patiënt mee te geven: nu kunt u nog rustig nadenken over wat voor u belangrijk is, wat voor u kwaliteit van leven is en wanneer u eventueel wilt stoppen met behandeling. Daar zijn keuzes in te maken. Hope for the best, prepare for the worst. Ik merk dat als ik op tijd in gesprek ga, je voorkomt dat mensen achteraf zeggen: ‘had ik dit maar niet gedaan.’

 ‘Dat gesprek voer ik bij mensen thuis. Daar zie je wie iemand is en vind je aanknopingspunten, zoals een foto van een overleden partner. Dan vraag ik naar hoe dat sterven is gegaan en of iemand weleens over zijn eigen levenseinde heeft nagedacht. Wat helpt is om niet meteen allerlei ‘doktersvragen’ te stellen over wel of niet reanimeren, wilsverklaringen of wel of geen antibiotica bij een levensbedreigende infectie, maar te vragen naar wat voor iemand nog belangrijk is. Zo creëer je een ingang.’

Els Roelofs is al bijna dertig jaar huisarts. Naast haar werk in de huisartsenpraktijk werkt zij in een hospice en maakt zij deel uit van het palliatief adviesteam van het LUMC Leiden.

‘Het leven is niet maakbaar’

Els Roelofs